Van de inscriptie denken we een aantal woorden te kunnen lezen: ‘prekeren’ (= predikheren), ‘sterf’, ‘anno’ (= in het jaar) en dan een datum (waarschijnlijk 1506 – 29 oktober/augustus). Het gaat dus met zekerheid over een 16e-eeuwse grafsteen. Onder de leerlingen doet de hardnekkige urban legend de ronde dat het om het graf van een nonnetje zou gaan, dat rondspookt in de school. Als er plots een deur openvliegt of een klok tilt slaat, wordt dit verhaal nog eens boven gehaald. Aangezien we ons hier in het Sint-Anna-Instituut bevinden, waar geen zusters waren, en de steen veel ouder is dan de aanwezigheid van de ursulinen, moet dit om een broodje aap gaan.
Oude plannen vertellen ons dat eronder zich een put zou bevinden. De Mechelse archeologische dienst vindt wel vaker dergelijk hergebruik van grafstenen als deksel voor een waterput. Is dat ook hier het geval? Vraag blijft wel waar de steen dan vandaan komt. In de Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle-kerk liggen verschillende graven met dezelfde kapstijl. Of moeten we de oorsprong eerder in de leegstaande Predikherenkerk gaan zoeken, waar de graven werden geruimd met de Franse Revolutie? Momenteel wordt de kelder als tegeldepot gebruikt.